Een overweldigend debuut over ‘de hysterische vrouw’ van cabaretier Valentina Tóth

,Ik ben Valentina en ik kan heel goed piano spelen”, aldus Valentina Tóth (29) aan het begin van Wildbloei. Ze neemt plaats achter de vleugel en trakteert op een indrukwekkend aantal toetsaanslagen per minuut.

We zien hier een glimp uit een vorig leven van Tóth. Al op jonge leeftijd gooide ze hoge ogen als begaafd klassiek pianiste en speelde ze in de befaamde Carnegie Hall. Toch stopte ze ermee want ze vond het „heel kut”. Ze sloeg een ander pad in en won in 2022 zowel de jury- als de publieksprijs van het Amsterdams Kleinkunst Festival. Nu debuteert ze met Wildbloei, een zeer indrukwekkende en verrassende voorstelling.

Tóth stelt een ‘ode aan de hysterische vrouw’ en zeven hysterische personages in het vooruitzicht. Ze doet ook een wonderlijke voorspelling over een gesprek dat ze vermoedelijk na afloop aan de bar zal hebben. Iemand zal haar dan de ‘ultieme hysterische vrouw’ noemen. Tóth speelt dit gesprek na in een grappige en tegelijk verwarrende scène. Het fictieve bargesprek vindt immers plaats na afloop van de voorstelling, terwijl die voorstelling zich op dit moment nog aan zijn begin bevindt. Het laat de nodige ruimte voor interpretatie: een grappige en prikkelende teaser voor wat nog komen gaat.


Lees ook
Valentina Tóth: ‘Humor voegt iets toe aan klassieke muziek’

Valentina Tóth: ‘Humor voegt iets toe aan klassieke muziek’

Russische pianolerares

In het vervolg vertolkt Tóth een bonte stoet aan kleurrijke vrouwelijke personages. In losstaande scènes zien we onder anderen een Friese middelbare school-docente, de hartstochtelijke Esmeralda Martinez uit een Spaanse soap, een puber op een podiumavond en een spijkerharde Russische pianolerares. Allemaal lopen ze over van emoties en verliezen ze gaandeweg op komische wijze hun zelfbeheersing. Meestal mondt dit uit in een gepassioneerd lied. Altijd sterk gezongen, Tóth is een geweldige zangeres.

Het zijn vermakelijke en grappige scènes op zichzelf, terwijl er zich geleidelijk ook een patroon aftekent. Bij veel van de vrouwen worden de emoties veroorzaakt door cultureel bepaalde mechanismen van buitensluiting, discriminatie of seksisme. De hysterie van deze vrouwen is onmacht hierover.

Het soort onmacht waar Tóth zich goed in kan verplaatsen, blijkt uit scènes waarin ze kortstondig terugschakelt naar zichzelf. Zo vertelt ze over een Rotaryclub die haar verzocht of ze een ander onderwerp voor haar optreden bij hen zou kunnen kiezen. Het moest wel gezellig blijven. Had ze niet toevallig de aria van de ‘Koningin van de Nacht’ op haar repertoire?

Hoewel ze het verzoek afwijst, klinkt het koningsnummer uit Mozarts opera Die Zauberflöte later alsnog, maar dan uit de mond van de wrede Russische pianolerares. Het is een sterke en dubbelzinnig scène van het soort dat meer voorkomt in Wildbloei. Enerzijds is het hier een komische overdrijving van de volstrekt onredelijke woede van dit typetje. Tegelijkertijd is het ook overduidelijk een indrukwekkend antwoord van Tóth op het herenclubje dat haar niet serieus nam.

Gebeitelde glimlach

Een rol spelen is een kunst die Tóth duidelijk verstaat, iets wat ze al leerde in haar tijd als piano-wonderkind. In het openingsnummer demonstreerde ze al hoe ze een jeugdtrauma kon verbergen achter een op haar gezicht gebeitelde concertglimlach en zwierige handen die pianoplezier veinsden.

Door de knappe constructie van de voorstelling vallen dat soort scènes met terugwerkende kracht op zijn plaats. Duidelijk wordt wat er achter de maskers van Tóth schuilt. Ze vertelt onder meer een aangrijpend verhaal over een aanranding op een Zweeds naaktstrand. Ook blijkt waarom ze na afloop aan de bar vermoedelijk een hysterische vrouw genoemd zal worden. In een geweldig slotnummer waarin ze op verrassende wijze alle remmen losgooit, laat Tóth zien dat ze aanzienlijk meer in haar mars heeft dan de man die dit oordeel zal vellen.